
Alle Nederlanders gelijk
Jan Tishauser, Voorzitter researchED Nederland.
Op 11 februari is het boek van Karim Amghar, ‘Maar Dat Begrijp Jij Toch Niet’ uitgekomen. Naar aanleiding hiervan werd hij door Eva Jinek uitgenodigd voor een discussie met Özcan Akyol, Clare Martens en de mbo-student Sam van Hove, waarin de onderwaardering voor de mbo’er centraal stond.
Karim wees op de onmisbare rol van mbo’ers in onze samenleving; op de tekorten in de zorg, de bouw en het tekort aan pedagogische medewerkers in de kinderopvang. Hij liet fijntjes weten dat de uitzending van Eva niet tot stand kon komen zonder mbo’ers.
Je kunt geen al te hoge verwachtingen hebben van een discussie in een tv-programma die maar enkele minuten duurt, maar ik vond het toch wat teleurstellend dat ik eigenlijk geen concrete oplossingsrichting hoorde, anders dan dat we artikel 1 van de grondwet zouden moeten aanpassen en mbo’ers beter moeten gaan betalen. Concrete kortetermijnoplossingen zijn er ook niet voor dit probleem, maar dat wil niet zeggen dat we geen oplossingsrichting hebben.
Wat bij mij bleef hangen na afloop van deze discussie is het begrip klassenmaatschappij. Met name Özcan Akyol wees daar bij herhaling op. Er wordt op mbo’ers neergekeken omdat de hogere klasse nu eenmaal neerkijkt op de lagere klasse, en hbo’ers en wo’ers vormen die hogere klasse.
Ik moest weer eens aan Joop den Uyl denken die regeerde onder het motto ‘spreiding van kennis, inkomen en macht’. De typetjes Jacobse en van Es gaven daar hun geheel eigen draai aan met de slagzin van de Tegenpartij: ‘Geen gezeik, iedereen rijk. Alle Nederlanders gelijk’.
Je kunt het dertigers en veertigers niet kwalijk nemen dat ze de politieke geschiedenis van de jaren zeventig en tachtig niet paraat hebben, maar Joop den Uyl zag het goed. Hij plaatste niet voor niets kennis voorop in het regeringsmotto. Zijn minister van Onderwijs, Jos van Kemenade, zette daarom in op de middenschool, waar alle kinderen naar toe zouden. De voornaamste reden voor het mislukken van dit experiment is het koppelen van een stelselwijziging aan een onderwijskundige vernieuwing, waarin de leerbehoefte van het kind centraal werd gezet en niet het curriculum.
In mijn vorige blog, ‘Hier kun je alles vinden II’, wees ik op het belang van een kennisrijk curriculum, juist in een tijd waarin we steeds meer gebruik maken van AI. Het mooie van het introduceren van een kennisrijk curriculum is dat het ten koste van niemand gaat: iedereen leert meer. We moeten het emanciperend effect daarvan niet onderschatten. Als je over veel kennis beschikt dan kan een beetje meer geen kwaad, maar als je over weinig kennis beschikt dan maakt elke vermeerdering een groot verschil. David Didau wees er in zijn boek ‘Kinderen Slimmer Maken’ al eens op dat als je iedereen €100 euro geeft, dit voor de rijken nauwelijks verschil maakt, maar dat het voor de armen veel betekent. Zo is het ook met kennis als we ervoor zorgen dat alle kinderen het funderend onderwijs verlaten met een sterke kennisbasis, dan helpen we vooral die groepen die nu op 11-jarige leeftijd naar het vmbo basis en kader worden verwezen vooruit.
Als we werkelijk willen emanciperen dan houden we op met de onverdedigbare selectie op 11-jarige leeftijd en zorgen we ervoor dat alle vijftienjarigen over een degelijke kennisbasis beschikken die hen niet alleen vaccineert tegen alle mogelijke vormen van desinformatie, maar hen in ook staat stelt om het maatschappelijke debat te volgen, te doorgronden en er een gelijkwaardige bijdrage aan te leveren, ook als ze worden opgeleid tot metselaar.
Misschien is dit wel de reden waarom de discussie mij teleurstelde. Alle gesprekspartners zochten de oplossingen binnen het bestaande onderwijsstelsel en niemand doorbrak de huidige denkkaders.
Jan Tishauser