Het debat over het doel van het onderwijs is in de loop der tijden door blijven sudderen. Er zijn maar weinig grote denkers geweest die niet hebben geprobeerd om antwoorden te vinden op de moeilijke vraag “Waarom gaan we naar school?”. Zelfs de popband Busted probeerde een antwoord te vinden en besloot dat het was om een leraar met de ogen uit te kleden, te besluipen en lastig te vallen. Hun argument was:
Daar ga ik voor naar school
Ook al is het heel saai
Je kan me gek vinden
Maar ze hunkert naar me
Daar ga ik voor naar school
– That’s What I Go To School For, Busted (2002).
Diepzinnige gedachten!
Het dienen van drie meesters
Gert Biesta, in ‘Why “What Works” Won’t Work’ (2007), beweert dat een van de redenen waarom we niet kunnen praten over “wat werkt” in het onderwijs is, dat we eerst moeten nadenken over datgene waar we van plan zijn voor te werken. Enkele jaren later ging hij verder met deze argumenten en stelde in ‘What is Education For’ (2015) voor dat het onderwijs drie functies zou vervullen:
- Kwalificatie. Niet alleen het toekennen van kwalificaties, maar ook het overdragen en verwerven van kennis, vaardigheden en disposities.
- Socialisatie. De inwijding in culturele tradities. De normen en waarden van een samenleving – de manier waarop we de dingen hier doen.
- Subjectivering. De manier waarop kinderen hun eigen relatie met de omgeving realiseren in plaats van simpelweg te dienen als “object van het handelen van anderen”.
Ik ben van mening dat deze drie doelstellingen weliswaar kunnen dienen als onderwijsdoelen, maar dat ze voor scholen geen gelijkwaardige positie innemen.
Mensen ontvangen en doen voortdurend aan onderwijs in de breedste zin van het woord. Ik word geschoold over de wat er in de wereld gebeurt door naar het nieuws te kijken; ik word geschoold in de beleefdheidsnormen betreffende in de rij staan als ik probeer voor te dringen om vervolgens een spervuur van opmerkingen naar mijn hoofd te krijgen; ik word wijzer door het proces van stil zitten en nadenken over de dingen terwijl ik naar de wolken staar en er diepe en betekenisvolle verbindingen in mijn hoofd komen. Onderwijs is moeilijk te vermijden.
De school is echter anders. De school is er om ons te onderwijzen in hetgeen we uit ervaring niet zullen leren. Veel van Biesta’s socialisatie gebeurt toch, of kinderen nu naar school gaan of niet. Ze worden ingewijd in hun gemeenschap door hun interacties in die gemeenschap. De school kan heel weinig doen om hier doelbewust en doelgericht aan bij te dragen. Ze kan een van de weinige omgevingen zijn waar leerlingen in hun omgang met elkaar socialiseren in een formelere omgeving waardoor ze zien dat regels anders werken in een school dan elders, dit hoeft echter geen onderdeel van het formele curriculum te zijn. Het gebeurt toch wel.
Hetzelfde geldt voor de subjectificatie. Als kinderen volwassen worden, nemen ze de verantwoordelijkheid op zich voor hun daden en ontwikkelen ze tegelijkertijd het vermogen tot zelfsturing. Dit is in alle culturen en tijden gebeurd, met of zonder scholen. Het is daarom heel moeilijk vol te houden dat dit een primaire doelstelling van een school is.
Dan blijft een kwalificatie over – de overdracht en verwerving van kennis en vaardigheden. Dit roept natuurlijk meer vragen op dan antwoorden. Welke kennis en vaardigheden behoren scholen over te dragen? Als we accepteren dat scholen er zijn om een doel te dienen dat niet door andere actoren in de samenleving wordt gediend, dan zijn de kennis en vaardigheden die het zou moeten overdragen die kennis en vaardigheden die niet door deze andere actoren worden overgedragen. We hoeven de eigen ervaringen van de leerlingen niet door te geven, want het leven zorgt daar voor. We hoeven geen biologische primaire vaardigheden te ontwikkelen, zoals “teamwerk” en een algemene “creativiteit” (gescheiden van specifieke aangeleerde vaardigheden, zoals hoe te creëren), omdat deze deel uitmaken van ons menselijk zijn.
Als scholen deze dingen niet meer hoeven te doen in de beperkte 1050 uur per jaar, dan kunnen we scholen van duidelijke doelen voorzien.
Een geschenk en een uitdaging
Scholen zijn er om een fantastisch geschenk door te geven. We hebben de kennis van duizenden jaren over hoe onze wereld in elkaar zit, van artistieke creatie en technieken en historische gebeurtenissen. Deze collectieve wijsheid van de menselijke soort is de erfenis voor de volgende generatie. Als leerkrachten zijn wij belast met het doorgeven van dit geschenk, maar met een belangrijke voorwaarde. We dagen deze volgende generatie ook uit om niet alleen op deze collectieve wijsheid te zitten en die te behouden, maar ook om haar te betwisten en aan te vullen. Zo leren we hen niet alleen de inhoudelijke kennis, maar ook disciplines en procedures van de vakken.
Onze rol als docent, samen met onze vakgenoten aan de universiteiten, als curriculumontwikkelaar en uitvoerder, is ongelooflijk belangrijk. Het is een immense verantwoordelijkheid om te kiezen hoe we de erfenis het beste kunnen doorgeven aan de volgende generatie; hoe beslissen we wat we onderwijzen en wat we laten gaan? Het is net zo moeilijk om te beslissen hoe we er het beste voor kunnen zorgen dat de volgende generatie in staat is om onze collectieve wijsheid aan te vullen. Maar we moeten wel beslissen. Het vermijden van deze beslissingen omdat we te benauwd zijn om verantwoordelijkheid te nemen, leidt tot een verwaarlozing van de rijke bronnen die we tot onze beschikking hebben.
Het doel van scholen lijkt vrij eenvoudig. We kunnen de wens van doorgeschoten scholieren zoals Busted negeren en we kunnen voorbijgaan aan die aspecten van de persoonsontwikkeling van leerlingen waar de samenleving vanzelf voor zorgt. In plaats daarvan kunnen we ons richten op het doorgeven van een geschenk aan degenen die na ons komen en de boodschap dat dit een geschenk is om te gebruiken en te laten groeien. Daar ga ik voor naar school.
In deel twee zal ik kijken hoe het doel van het onderwijs er in de praktijk uit zou kunnen zien.
Het oorspronkelijke blog van Mark Enser is hier te vinden: http://bit.ly/school2222
Vandaag, vers van de pers, een opmerking van een ouder n.a.v. de stakingsweek in Amsterdam-West: ‘L. was vandaag vrij van school, maar heeft meer geleerd dan op een schooldag. We spraken over hoe leugens ontstaan en wat het nut ervan is. We spraken over verantwoordelijkheid hebben en nemen. Hij zat op ons paard en leerde hoe hij haar laat voelen wat hij wil. Was hij naar school geweest vandaag, dan had hij dictee gehad denk ik.”
I rest my case.
Om leugens te kunnen herkennen, moet je wel weer over verdomd veel kennis van de wereld beschikken. Om verantwoordelijkheid te kunnen nemen, heb je wel veel kennis nodig van datgene waarover je verantwoordelijkheid neemt, anders kan het ook wel eens onverantwoord worden.
Ik vraag me af of die gesprekken tussen ouders en kind niet zouden hebben plaatsgevonden als die jongen op school zijn dictee (er goed voor zijn spelling) zou hebben gehad. Waarom dit als of/of neerzetten. Het is en/en. Zou wat zijn als ouders zulke gesprekken niet met hun kinderen zouden kunnen hebben omdat het kind naar school moet. Zou wat zijn als een kind niet zou leren paardrijden omdat het toevallig naar school moet. Veel kinderen gaan gewoon naar school en leren daarnaast paardrijden. Waarom of/of als en/en prima mogelijk is?