Stel, je bent een beleidsmaker en je probeert het volgende probleem op te lossen:
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het onderwijssysteem creatieve vernieuwers en probleemoplossers voortbrengt, met name op het gebied van wetenschap, technologie, techniek en wiskunde, zodat wij het hoofd kunnen bieden aan de nog niet eerder voorgekomen eisen die een onzekere toekomst aan ons stelt?
De aannames, die aan een dergelijke vraag ten grondslag liggen, zijn uiteraard discutabel. Innovatie is sexy, maar onderhoud is minstens zo belangrijk, hetgeen vaak over het hoofd wordt gezien. Als we onze geweldige machines ook in de toekomst, goed willen laten draaien, evenals onze nutsvoorzieningen, fabrieken, toeleveringsketens, enzovoort, dan moet ons onderwijssysteem onze kinderen daar ook op voorbereiden.
Zijn de eisen van de toekomst echt zonder precedent? We hebben regelmatig ingrijpende technologische veranderingen meegemaakt: de landbouwrevolutie; de eerste industriële revolutie; de omschakeling naar fossiele brandstoffen en de informatierevolutie.
De probleemstelling dicht het onderwijs ook een vrij beperkte economische rol toe, iets waartoe politici wel vaker toe neigen. Doelen die afgeleid zijn van een economisch perspectief op het onderwijs zijn niet onverenigbaar met andere doelen, zoals een ethische vorming, genieten van kunst en cultuur en leren om een vol leven te leiden. Als onderwijs echter uitsluitend wordt beschouwd vanuit een economisch perspectief, dan dreigt het evenwicht zoek te raken en dreigt er een onverenigbaarheid van doelen.
Als we deze bezwaren terzijde schuiven en de probleemstelling vanuit haar eigen denkkaders onder de loep te nemen, dan kunnen we het op twee manieren aanpakken.
De eerste oplossing is de modieuze oplossing:
We onderwijzen creativiteit;
We onderwijzen het oplossen van problemen;
We onderwijzen kritisch denken.
We introduceren een exact leergebied waarbij kinderen auto’s maken die worden aangedreven door elastiekjes en dergelijke.
Misschien kunnen we ook kunst toevoegen en en zo een leergebied Kunst en Techniek tot stand brengen.
Zal dit het probleem oplossen? Ik meen van niet. Ik heb al eerder betoogd dat creativiteit, probleemoplossen en kritisch denken geen op zichzelf staande vaardigheden zijn en dat ze niet van domein-specifieke kennis kunnen worden gescheiden. Als we echter een stapje terug doen, dan doemen er meer vragen op. De mensheid heeft een landbouwrevolutie en drie industriële revoluties weten te realiseren zonder dat dergelijke benaderingen op grote schaal zijn toegepast, dus waarom hebben we ze nu wel nodig?
Als je bovendien zoekt naar mogelijkheden om een generieke vaardigheid zoals creativiteit te toetsen, dan tref je een leegte aan, ondanks alle pogingen om hiervoor geschikte toetsinstrumenten te ontwikkelen. Als je dus een aanpak kiest waarbij je deze zaken probeert te onderwijzen, dan zul je weinig gevalideerde methoden vinden om te meten in welke mate je inspanningen vrucht afwerpen.
De tweede oplossing is om creativiteit, probleemoplossing, kritisch denken en vergelijkbare constructies als aspecten van expertise binnen een bepaald domein te beschouwen. Scholen krijgen hun leerlingen als beginnelingen binnen en zien zich voor de taak gesteld om van deze beginnelingen experts te maken. Dit is een groeiproces waarbij de leerlingen bij elke volgende stap specifieke kennis en vaardigheid verwerven, een proces dat soms vastloopt of waarbij leerlingen afhaken op het moment dat ze zelf beslissingen nemen over wat ze willen leren. Zo leggen we de basis waar leerlingen uit putten terwijl ze zich in een geleidelijk en langdurig proces tot expert ontwikkelen.
Een leerling die, bijvoorbeeld, heeft leren lezen en schrijven op de basisschool leert bij natuurkunde de werking van elektrische circuits en bij wiskunde krijgt ze les in algebra. Naarmate haar expertise groeit, kan ze ervoor kiezen vakken als schei- en natuurkunde op te nemen in haar vakkenpakket; haar eerdere verwerving van taalvaardigheid en haar basiskennis van wis- en natuurkunde zorgen ervoor dat ze slaagt. Vervolgens breidt ze deze kennis in Delft uit met de studie van materiaalleer en elektrotechniek, hetgeen er uiteindelijk toe leidt dat ze een nieuw type oplaadbare batterij ontwerpt en een revolutie teweegbrengt in de opslag van elektriciteit, opgewekt door zonnepanelen op daken.
Als beleidsmakers voor deze tweede oplossing kiezen, dan ligt het voor de hand om te investeren in conventioneel onderwijs van hoge kwaliteit met goed opgeleide leraren, terwijl de overheid erop toeziet dat de scholen hun curricula en onderwijsstrategieën ontwikkelen op basis van onderwijskundige en cognitief psychologische kennis.
Als je deze twee oplossingen bekijkt:
– pogen creativiteit, probleemoplossen en kritisch denken direct te onderwijzen;
of
– deze vaardigheden te beschouwen als deelaspecten van expertise;
dan is het begrijpelijk dat de eerste oplossing aantrekkelijk is. Het voorkomt een hoop gezwoeg en stelt leerlingen in staat om leuke dingen te doen die op het eerste gezicht veel weg hebben van leren.
De tweede oplossing lijkt in vergelijking daarmee enorm saai. Het voornaamste kenmerk van de tweede oplossing is dat het aantoonbaar vruchten afwerpt.
oorspronkelijke Blog door Greg Ashman, https://gregashman.wordpress.com/2019/05/09/the-better-bet/; vertaald en gelokaliseerd door Jan Tishauser.