De manier waarop we debatteren maakt me bij tijd en wijle wanhopig. Ik was mijn handen daarbij niet in onschuld: ik maak zelf de fout om discussies te laten ontaarden in eenvoudige voor / tegen-stellingen. Het lijkt alsof elk gesprek tussen twee mensen, hoe voorzichtig en genuanceerd het ook begint, binnen korte tijd leidt tot verankerde posities. Aanvankelijk loopt men op eieren en verwoordt men opvattingen die zich deels nog moeten vormen, maar binnen de kortste keren lijken ze in beton te zijn gegoten.

Dit is alleszins menselijk; wie we zijn wordt mede bepaald door de dingen waar we waarde aan hechten;  ze bepalen mede onze identiteit. Een aanval op zaken die we waarderen ervaren we als een agressieve ongewenste intimiteit. Het verheffen van onze mening tot een deel van onze  identiteit, verpest in veel gevallen het debat.

Ik denk, dat we het debat ook in te eenvoudige dichotomieën voeren omdat dat gemakkelijker is, omdat onze zwakke geest, op zoek naar zelfbevestiging en morele superioriteit, behoefte heeft aan duidelijke, heldere richtlijnen. Een spotprent of karikatuur van iemands opvattingen, is veel gemakkelijker te schetsen, dan de oneindig gevarieerde en persoonlijke honingraat van menselijke opvattingen en beweegredenen. Mijn vijanden, zijn naar we aannemen, monsterlijke idioten. Mijn bondgenoten zijn daarentegen idealistische superhelden.

Maar deze transformatie van goud naar lood, doodt de rede. Er zijn maar weinig mensen die werkelijk de belichaming zijn van idiotie of schurkachtigheid die we in onze gedachten van hen maken. Deze fout zien we op vele manieren terug in het debat:

1. Als mijn tegenstander mening X heeft, dan vindt hij ook Y.

Dit is wat ideologie met zich meebrengt. In de politiek zien we het terug in de soms kinderachtige debatten tussen links en rechts. ‘De redenering gaat als volgt: ‘Als je gelooft in een verzorgingsstaat, dan moet je wel voor aangeleerde hulpeloosheid van de armen zijn’. Of het spiegelbeeld hiervan: ‘Als je de vrijheid van het individu op prijs stelt, dan vindt je ook dat bedrijven geen belasting hoeven te betalen.’ Het zijn veel voorkomende manieren om elkaars’ standpunten neer te zetten. Een korte rondgang langs de verschillende ‘ismes’, het socialisme, conservatisme, liberalisme of welk ander isme dan ook, leert ons al gauw dat geen enkele ideologie een afgerond geheel vormt; dat er weliswaar sprake is van wat orthodoxe opvattingen, maar dat veel opvattingen zowel halal als haram kunnen zijn onder dezelfde paraplu.

Als iemand zich een FVD’er, een SP-er, een bankier of een bokser noemt, weersta ik de verleiding om hem in het vakje van een immigrantenhater, zelfverrijkende parasiet of gewelddadige bruut te plaatsen, omdat de vakjes waarin we mensen plaatsen pas kloppen als ze echt hebben laten zien dat ze erin thuishoren. Tijdens een intellectueel debat bestrijden we het kwaadaardige dogma van racisten, dat alle leden van groep A, eigenschap B hebben. Waarom staan we dit dan wel toe, met profetische zekerheid, als het gaat over elkaars meningen?

2. Ik ben het oneens met de bredere visie van tegenstander X; dit brengt met zich mee dat alle specifieke standpunten van X niet deugen.

De verleiding om uit een specifiek voorval algemene conclusies te trekken is menselijk. Een hond bijt mij, vanaf nu trek ik mijn hand terug bij elke bek die in de buurt komt. Dat is evolutionair heel nuttig, maar het is iets te makkelijk om onze mening te laten bepalen door het gegeven dat we de eerdere standpunten van een persoon hebben omarmd of juist verguisd; als we onze mening laten bepalen door onze bewondering of onze afkeer, dan gedragen we ons slaafs en lui. Het is daarom ook beter om onze idolen nooit te ontmoeten; ze schieten onvermijdelijk te kort vergeleken met het voetstuk waarop we ze hebben geplaatst. Omgekeerd geldt dit ook voor ‘nietsnutten’ die allerlei rare misvattingen verspreiden: in werkelijkheid zijn het aardige mensen die een genuanceerd standpunt blijken te hebben. Ik bewonder de zang van Sinatra, maar kan het huiselijk geweld waaraan hij zich schuldig maakte niet goedkeuren. Ik vind troost in de filosofie van David Hume, terwijl ik tegelijkertijd zijn afwijzing van het begrip identiteit afwijs. Ik lach om ‘Joris en de Geheimzinnige Toverdrank’, maar ik ga niet gezellig bij Joris fonduen.

Het routinematige, verstarde en tegelijkertijd razendsnelle onderwijsdebat lijkt op een eindeloze herhaling van het zetten, waarin we elkaar maar al te gemakkelijk plaatsen in het ene of andere kamp.

Misschien kunnen we het debat op een meer volwassen manier voeren door eerst met een kritische blik naar onze eigen motieven en opvattingen te kijken. Door ons af te vragen of wat we zo stellig poneren wel goed onderbouwd is. Door bij ons zelf na te gaan waarom we de argumenten van een ander klakkeloos herhalen of afbranden: heeft het iets met de persoon te maken of is een kritische kanttekening of een enthousiaste omarming echt op inhoudelijke gronden gerechtvaardigd? En zijn we ook bereid om onze argumenten respectvol naar voren te brengen?


Dit is een bewerking van een blog van Tom Bennett uit 2012.

De oorspronkelijke blog is hier te vinden.

De bewerking is vertaald en geactualiseerd door Jan Tishauser.