EEN ANDERE KIJK OP LEZEN

Marcel Lemmens

‘Bijna een kwart van de 15-jarigen leest niet goed genoeg om te kunnen functioneren in de samenleving.’ Zo begint een artikel van Enith Vlooswijk (leesbaar voor abonnees) over de leesvaardigheid van Nederlandse jongeren in de Volkskrant van 8 juli. Het is de zoveelste keer dat de resultaten van het wereldwijde PISA-onderzoek naar leesvaardigheid worden verdraaid. Het is het zoveelste voorbeeld van een vertekende kijk op lezen. Je wordt er duizelig van. Voor mijn nieuwe boek Een andere kijk op lezen ging ik op ontdekkingsreis door de wereld van het lezen om de stelligheid van uitspraken en ideeën over lezen te onderzoeken. En wat blijkt? Elke nuance in de berichtgeving ontbreekt, niet alleen als het gaat om het PISA-onderzoek.

Hoofdstukken

Het PISA-onderzoek

Laat ik beginnen met het PISA-onderzoek. Dat wordt immers heel vaak aangehaald, vooral in de media. Als je de eerste zin van het Volkskrantartikel nog eens leest, voel je eigenlijk op je klompen al aan dat het feitelijk niet klopt. Het klopt ook niet. In de diverse rapportages staat helemaal niet dat een kwart van de jongeren als gevolg van de afgenomen aandacht voor lezen later niet in de samenleving kan functioneren. Het is slechts een ‘risico’.

Verder kun je de nodige vraagtekens bij het onderzoek zelf en de bijbehorende rapportages plaatsen. Dat doet ook het Centraal Planbureau (CPB) in een rapport van december 2022. Het CPB stelt bijvoorbeeld dat de uitvoering van leesonderzoeken zoals PISA en PIRLS in de loop der tijd verandert.

Zo is de PISA-toets van 2018 voor het eerst ‘adaptief afgenomen, wat inhoudt dat de leerling gedurende de toets moeilijkere of makkelijkere vragen krijgt afhankelijk van de prestaties op eerdere vragen.’ Voor het ene land heeft dit soort veranderingen andere gevolgen voor de scores dan voor het andere land. Ook de manier waarop de cijfers worden verwerkt, is telkens anders, wat gevolgen heeft voor de vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van die cijfers. Maar het CPB heeft nog meer kritiekpunten. Zo schommelt het aantal deelnemende scholen per peiljaar en zijn er tussen de landen die aan PISA deelnemen, grote verschillen tussen de motivatie waarmee leerlingen de toets maken.

Niet alleen de verwerking en presentatie van de onderzoekscijfers is twijfelachtig. Ook de inhoud van de PISA-toetsen is discutabel. Daarin komen onder andere vragen aan bod die even contextloos – en voor jongeren net zo oninteressant en demotiverend – zijn als de centrale examens leesvaardigheid op de middelbare school. 

Het is het soort leesvragen dat Arjen Lubach een paar jaar geleden in Zondag met Lubach aan de kaak stelde (ook al had hij niet over alles gelijk). De experts die Enith Vlooswijk in haar artikel aanhaalt, zijn het daar ook over eens en stellen dat het taalonderwijs in Nederland zich te veel op ‘de oppervlakkige betekenis en de structuur van een tekst’ richt. Laten we daar dan eindelijk eens mee stoppen.

Beperkte doelgroep

Nog iets wat opvalt in het Volkskrantartikel: enkele onderzoeken waarnaar in het artikel wordt verwezen, zijn onderzoeken onder vwo’ers. 

Denk je nou echt dat veel vwo’ers na hun opleiding ‘niet kunnen functioneren in de samenleving’? Zelf sprak ik voor mijn boek een diverse groep volwassenen om te onderzoeken wat en hoeveel zij na hun schoolcarrière lezen en wat zij daarmee in hun dagelijkse leven doen. 

En wat blijkt? Iedereen ziet het belang van lezen in, maar iedereen geeft daar een andere invulling aan. Sommigen waren op school leeshaters of vonden lezen heel erg moeilijk maar lezen nu wel – en doen er ook moeite voor – omdat het relevant en nuttig is voor hun werk. Daarbij gaat het overigens zelden of nooit om romans. Anderen lazen vroeger veel, maar zien daar nu het nut niet meer van in. Slechts een enkeling leest nog geregeld zogeheten literatuur.

Een van de conclusies die je kunt trekken is deze: een lees(vaardigheids)onderzoek onder 15-jarigen, zoals het PISA-onderzoek, is slechts een momentopname. Kinderen en jongeren worden volwassen en kiezen hun eigen pad. Cruciaal is dat iedereen goed kán lezen. In het leesmanifest aan het einde van mijn boek stel ik dat er vooral in het basisonderwijs een uitgekiend leesbeleid moet zijn, zodat we de natuurlijke nieuwsgierigheid naar lezen van elk kind zo lang mogelijk vasthouden. Niet met willekeurig gekozen teksten met saaie aankruisvragen, maar met betekenisvol, thematisch leesmateriaal in interessante contexten en met intrigerende vraagstukken. Dan lezen leerlingen niet omdat het moet, maar omdat ze het zelf willen. Verder is het cruciaal dat kinderen en jongeren over hun leeservaringen kunnen praten. Geen kruisverhoor, maar een echt inhoudelijk gesprek.

Behoefte aan nuance

‘Laat leerlingen gewoon weer meer boeken lezen. Heus, dan kunnen ze aan het eind ook goed lezen, al is dat niet na een paar lessen aantoonbaar’, aldus hoogleraar Els Stronks in het Volkskrantartikel. Dat is deels waar, maar deels ook (weer) ongenuanceerd. Waarom? Omdat het weer over boeken gaat. Dat is een van de misvattingen die ik mijn boek probeer recht te zetten. Natuurlijk is het fijn en nuttig om boeken te lezen. Dat zal ik niet betwisten. Maar het gaat niet alleen om boeken, en zeker niet alleen om romans.

In Een andere kijk op lezen heb ik een tv-interview van Twan Huys met Adriaan van Dis grotendeels uitgeschreven (Buitenhof, 6 juni 2021). 

Van Dis breekt daarin (uiteraard) een lans voor literatuur. “Je snapt misschien de wereld waarin je leeft een klein beetje beter, het harnast je, je laat je minder wijsmaken als je met kennis de wereld tegemoet treedt”, zegt Van Dis. Daar kan niemand iets tegenin brengen. Maar dezelfde argumenten gelden voor het lezen van kranten en nieuwsberichten en voor het volgen van het nieuws.

 Goed en kritisch lezen is niet afhankelijk van het lezen van romans of andere boeken. Ze bieden zeker allerlei voordelen, maar ze zijn niet voorwaardelijk voor beter lezen, hoe fijn, ontspannend of verheffend ze misschien ook zijn.

Natuurlijk is het goed als kinderen en jongeren meer lezen. En inderdaad: het effect van lezen is niet iets van de korte termijn. Om echt de vruchten van lezen te kunnen plukken, moet je veel lezen. Heel veel lezen. Dat hoeft niet per se wanneer je 15 jaar bent, maar het is wel cruciaal dat je voor je 15e al goed hebt leren lezen. Daarvoor moeten we in mijn ogen nog zwaarder inzetten op lezen en leesplezier in het basisonderwijs. Daarvoor moeten we goed nadenken over hoe we leerlingen zo lang mogelijk aan het lezen houden. Daarvoor moeten we verder kijken dan alleen het lezen van boeken.

Laten we eindelijk eens loskomen van de oude mantra’s ‘Kinderen moeten meer boeken lezen’ en ‘Jongeren moeten meer literatuur lezen’. De wereld verandert en er is veel meer te lezen dan alleen boeken. De wereld was nog nooit zo tekstueel als nu: bijna iedereen heeft een laptop, tablet of smartphone en leest de hele dag informatieve en vermakelijke teksten. Ook kinderen en jongeren doen dat. Doe daar iets mee. Haak in het (lees)onderwijs aan op wat kinderen en jongeren kennen en interessant vinden en verleid ze zo tot aandachtig en geconcentreerd lezen. Dat is een belangrijke stap naar een toekomst waarin lezen – ook van boeken – een vanzelfsprekend plezier is.

Marcel Lemmens

Een andere kijk op lezen. Mythen, metingen en meningen over lezen ontrafeld.

2023. ’s-Hertogenbosch: Blink