Leren en de Matthäus-Passion

Sanne Kuijt, schoolleider in opleiding

Als ik de tas van mijn fiets trek, de deur van de school open doe en naar mijn werkplek loop, komt daar dat afgrijselijke moment waarop je je los moet koppelen van de muziek die je onderweg geluisterd hebt. In mijn geval een contemplatieve tocht door weilanden en dorpen waarvan je menig keer beseft dat alle bomen, bankjes en huizen aan je voorbij gegaan zijn vanwege die mooie muziek uit je koptelefoon. Zonder deze muziek, daarentegen,  verafschuw je de dingen omdat het fietsrit 206.187 is, en moet je toegeven dat je eerlijkheidshalve toe bent aan iets nieuws. De tragiek van het werkende leven, zeg maar.

 

Tragiek is ook het woord dat meteen ter sprake komt in de podcast van Gijs Groenteman (in welke podcast zit hij niet), Thomas Oliemans (bariton) en side-kick Thomas de Jonker (muzikoloog) over de Matthäus-Passion(*) die ik, als niet gelovig opgevoede leerkracht,  luisterde in maart. De lijdensweg van Christus op de muziek van Bach die ieder jaar in Nederland wordt opgevoerd en die wereldwijd de grootste dichtheid heeft per km2 in ons land. Een ware Matthäus-gekte, zo zou je het kunnen omschrijven.

Deze drie-eenheid presentatoren heeft overigens al eerder Die Winterreise van Schubert (*) doorgeakkerd, ook een waar luistergenot. Dit terzijde. Eén voor één prachtige stukken klassieke muziek die mij als persoon nu mateloos elitair (lees links) maken, de reden waarom ik me onlangs vrijwillig heb aangemeld bij het Meldpunt Linkse Leerkrachten (*). Dan is dat maar achter de rug.

 

Terug naar Bach, terug naar concreet contra abstract. Terug ook naar eenvoud contra complex. Zonder dat ik er een onderzoek op na hoef te slaan kan ik zeggen dat de huidige,  gecomponeerde muziek binnen het tijdsbestek van mijn eigen leven, laat staan in de loop der eeuwen, dermate eenvoudig is geworden, dat deze in een hap geconsumeerd kan worden. De huidige hit “Links Rechts”(*) is daar een mooi voorbeeld van. Het feit dat dit deuntje meer tot de verbeelding spreekt (en geen uitleg behoeft) dan het openingskoor van de Matthäus, geeft niet alleen aan dat we serieus moeten nadenken over wat we nog verstaan onder cultuur, maar ook dat muziek, als metafoor, zo mooi treffend kan weergeven dat we gewend zijn geraakt aan een allesverslindende eenvoud. Alles is eenvoudig, makkelijk, milkshake als het ware. De Matthäus is dan nog redelijk verteerbaar, hoewel. Andere klassieke muziek is voor de meeste mensen helemaal niet om aan te horen. Een klus om doorheen te kauwen. Een lijdensweg bijna. De inkopper naar de Matthäus laat ik nu wijselijk achterwege.

 

Oliemans en Groenteman doen iets bijzonders in hun podcast. Ze leggen bloot hoe complex de muziek van Bach is, hoe gelaagd zijn muziek is, hoe twee koren, sopranen en falsetten een leven kunnen samenvatten, al in de aftrap van een drie uur durend muziekstuk. Zozeer zelfs dat ongelovigen begrijpen dat het leven zo onmetelijk ingewikkeld en ingenieus is, dat ze in de Matthäus hun eigen vragen en antwoorden horen zonder in God te geloven. Dat is op zichzelf al knap te noemen. De manier waarop Groenteman en consorten de gelaagde materie naar het nu halen is jaloersmakend. Heeft Bach het over de Alterlingen (de oudsten van het volk), zo heeft Groenteman het over de boomers van het gepeupel. Makkelijk maar zeer vermakelijk. 

 

 

Ingenieuze muziek dus. Muziek, een fenomeen opgebouwd uit kennis, ratio, emotie, interpretatie en ambacht. Componisten en uitvoerders hebben allemaal iets gemeen: ze hebben hard moeten ploeteren voor ze ergens kwamen; de beheersing van hun instrument. Noten lezen, oog-handcoördinatie optimaliseren, codes in het Italiaans leren die aangeven hoe je die muziek moet spelen, en bovenal herhalen. Eindeloos herhalen. Herhalen tot het lukt en beter wordt. Met als gevolg onoverwinnelijke momenten waardoor je je hele leven klanken kunt voortbrengen, die mensen incluis jezelf, in vervoering kunnen brengen. Ook door samen een monument van een muziekstuk als de Matthäus te musiceren.

 

In het onderwijs denken we daar de afgelopen jaren en decennia heel anders over. In het huidige educatieve landschap word je als kind in een Matthäus-koor neergezet als zanger waar de dirigent zegt: “Kijk maar wat YouTube-filmpjes. Dan ben je er wel zo’n beetje. Heb je nog vragen, dan ben je zelf verantwoordelijk voor je leerproces, doe wat jij denkt dat er nodig is. We hebben ook een zangcoach als je dat wilt. Oh en als het niet lukt, ja dan komt dat echt door jezelf. Succes ermee. “

 

Geen dirigent die dit zou zeggen. Waarom niet? Omdat hij het allerbeste wil, van hemzelf, van zijn muzikanten, van zijn zangers maar ook uit respect naar iemand die zulke complexe en mooie muziek heeft gemaakt. Bach in dit geval. Juist de bezetenheid van een dirigent creëert de synergie van al die mensen samen tot een onweerstaanbaar klankspel waar je als luisteraar en toeschouwer bewondering voor krijgt. Het mes snijdt dus aan twee kanten: je dirigeert op de toppen van je kunnen, met hoge verwachtingen naar je musici en daartegenover de luisteraar die hier vervolgens diepe bewondering voor krijgt. Moet ik de link naar een lerarentekort nog maken?

Kortom: maak van ons ambacht een beroep waar mensen bewondering voor krijgen, door het zelf uitermate serieus te nemen, door te laten zien dat je als leerdirigent of klassemusicus het allerbeste wilt, door te doen wat werkt, door alle snaren, kleppen, schuiven en stokken van je lesrepertoire van binnen en buiten te kennen. Voor je klas, of voor je school, voor je bestuur, voor iets groter dan dat. Laat zien dat je ambacht een ambacht is, dat leken na drie jaar nog niet of maar deels kunnen. Dat lesgeven een sinecure is omdat je niet alleen rekensommen moet kunnen uitleggen maar ook de pedagogigsche verantwoordelijkheid draagt voor het grootste goed wat ouders iedere dag bij je afgeven.

 

Ons werk is moeilijk. Punt. Zo moeilijk dat niet iedereen het kan, ook al heb je een opleiding gedaan. Ons beroep leert kinderen wat zij in een nieuwe wereld moeten en kunnen doen, waarvan de wortels in ’de oude wereld’ liggen. Hannah Arendt beschrijft dit prachtig in haar essay “The Crisis in Education” (*). Ze roept leraren op om met kennis mijlen voor te lopen op hun leerlingen in plaats van maar een luttele stap. Hierdoor ontstaat ontzag voor het beroep en kunnen leraren vanuit ‘weten’ een autoriteit zijn. Wellicht komen al die vliegtuigen vol internationale, geïnteresseerde leraren eindelijk eens onze kant op, zou je zeggen.

 

In de tussentijd heb ik mijn koptelefoon op mijn bureau gelegd en swipe ik de Matthäus weg. De realiteit komt langzaam terug. Jas uit, tas op de grond, collega’s begroeten die allemaal doelen op het bord hebben staan, bij de ingang van hun lokaal staan te wachten op de meute leerlingen die zo weer binnen komen en zorgen dat ze hun eigen openingskoor zo grandioos mogelijk kunnen uitvoeren. Fantastisch! Een les in E grote terts.

 

Links (*):